Alles is tijdelijk. Die gedachte speelt een belangrijke rol in de hedendaagse vanitaswerken van Giulia Cenci (1988). In haar vaak ruimtevullende installaties gebruikt ze (afgietsels van) alledaagse objecten en vormen die deels nog herkenbaar zijn, zoals machineonderdelen, dieren en leidingen. Tegelijkertijd lijken de objecten in een staat van ontbinding te verkeren, doordat Cenci de suggestie weet op te roepen dat ze uiteenvallen, door kabels uit elkaar worden getrokken, verteren en langzaam vergaan. Cenci vraagt zich af hoe objecten uit het heden er in de toekomst uit zullen zien. Daarvoor richt ze haar blik ook op het verleden. Door te kijken naar archeologische vondsten en soms gebruik te maken van organische materialen als botten en houtskool, die al een transitie hebben ondergaan, brengt ze verleden, heden en een mogelijke toekomst samen in één installatie. Dat geeft het werk ook een dubbelzinnig en surrealistisch karakter.
Cenci: “The observation of the remains of our past suggests to me how to imagine a hypothetical future of the objects (packages, household utensils) and the materials (plastics, resins, acrylics). Usually, these are materials of overproduction, easy to find and part of my environment, containing a promise of sustainability.”
De verbinding met de ruimte waarin de installatie wordt getoond is voor Cenci een belangrijk vertrekpunt. Die is mede bepalend voor de manier waarop de kijker in het werk wordt opgenomen.
Tekst: Esther Darley