Het sublieme, de aantrekkingskracht van de overweldigende maar tegelijk vernietigende natuur, is een bekend thema in de romantische 18e-eeuwse schilderkunst. Ook voor Irene de Boer (1994), opgeleid als schilder, is het een belangrijk vertrekpunt. Daarbij richt ze zich niet op indrukwekkende landschappen maar op de giftige en vernietigende processen die de natuur zelf voortbrengt. Zo heeft ze een fascinatie voor geisers, aardbevingsgebieden of vulkaanuitbarstingen. Betoverend en dreigend tegelijk. Die dubbele lading zit ook in haar installaties met giftige kleuren en materialen die tegelijkertijd aantrekkelijk zijn.
Maar De Boer gaat nog een stap verder. In haar installaties, waarin schilderkunst zich mengt met sculptuur en allerhande industriële materialen, probeert ze te verbeelden hoe we ons als mensen tot deze wereld verhouden. Wat voegen we aan de wereld toe en wat gebeurt daarmee als we er zelf niet meer zijn? Want de mens mag dan vergankelijk zijn, de chemische stoffen die we produceren zijn dat allerminst. Wat we achterlaten noemt De Boer ‘extenties’, objecten, technieken of handelingen waarvan de effecten pas na lange tijd zichtbaar worden en die zich soms vermomd aan ons voordoen. Symbool daarvoor is de boom in haar installatie Red Herring. Hij is opgetrokken uit polyurethaan, epoxy en aluminium die zich als geologische aard- en tijdlagen aftekenen op de stam. Het werk speelt ook met het idee van schijnvertoning; een antenneboom met een gifgele schijf die herinnert aan een zonnewijzer en aan een schotel. Of hij zendt, ontvangt, of enkel de tijd aanwijst in een dystopisch landschap is aan de kijker.
Tekst: Esther Darley