In de viltstifttekeningenserie Chicks with ticks, een subtiele verwijzing naar outdoorgirls, nemen reusachtige teken bezit van tienermeisjes. Of hebben de meisjes deze reuzenteken volledig onder controle? Die dubbele lading is typisch voor het werk van de Zweedse Josefin Arnell (1984) waarin thema’s als trauma, verslaving, feminisme en perfectionisme elkaar afwisselen. De serie ontstond als schets voor het beeld van een reusachtige, gemuteerde teek die Arnell in het kader van de door haar gewonnen Theodora Niemijerprijs 2018 zal uitvoeren op een binnenplaats van het Van Abbemuseum in Eindhoven.
Naast beelden en tekeningen maakt Arnell de laatste jaren voornamelijk video. In haar confronterende en bizarre films, aangevuld met animaties, mixt ze eigen (traumatische) ervaringen met maatschappelijke problemen als verslaving, isolement en ouderschap. Daarin lopen realiteit en performance voortdurend in elkaar over. Zo filmde ze voor Mothership goes to Brazil (2016) haar eigen aan alcohol verslaafde moeder op een reis naar een bekende genezer in een spiritueel centrum in Brazilië. Ze trekt parallellen met het westers medisch toerisme en focust op de verstoorde afhankelijkheidsrelatie tussen moeder en dochter. Ook in het tragikomische Beer (2018) figureert haar eigen moeder die onder het zingen van een Zweedse hymne over het aanbreken van de zomer met een geweer bierblikjes omver schiet. Kwetsbaarheid en de vage grens tussen publiek en privé voeren de boventoon. Arnell ziet haar werk als een soort bezwering, een uitdrijving van het kwaad. Dat geldt in letterlijke zin straks ook voor de teek. Als je het immense beeld aanraakt zingt een jong meisje het nummer ‘What a hell’ van Avril Lavigne.
Tekst: Esther Darley