Kunstwerken ontstaan bij Machiel van Stokkum (1991) altijd vanuit een specifieke plek, zo ook de installatie die hij bij Prospects laat zien. De constructies zijn deels opgebouwd uit materialen die hij verzamelde op plekken waar hij de afgelopen jaren woonde en werkte en die als tijdelijk thuis dienden. Veel daarvan zijn inmiddels gesloopt, of zo veranderd dat ze niet meer herkenbaar zijn. De resten gaan in de installatie nieuwe verbanden aan, ze vormen als het ware een nieuwe plek.
Op de wanden toont Van Stokkum foto’s die hij maakte op dezelfde plekken. De foto’s getuigen van zijn interesse in naoorlogse woonblokken die sinds de tweede helft van de vorige eeuw in rap tempo zijn ontstaan.
“Wat me interesseert is dat het wijken zijn die meer op elkaar lijken dan de respectievelijke steden waartoe ze behoren”, zegt hij. “Net als iedere andere plek zijn ze volkomen uniek, tegelijkertijd zijn ze ook generiek en onpersoonlijk; zo’n betonnen woonblok had overal kunnen staan.”
Hetzelfde geldt voor de industriële zones en bouwplaatsen die Van Stokkum vastlegde. Centraal in zijn werk staat de vraag wat een ‘plek’ of ‘plaats’ precies is. Hoewel plaatsen de grondslag voor al onze fysieke ervaringen vormen, alles moet ergens ‘plaats-vinden’, zijn ze ook ongrijpbaar. Waar begint of eindigt een aangeduide plek? In deze installatie spitst hij deze vraag toe op plekken die zodanig op elkaar lijken dat je ze niet langer van elkaar kan onderscheiden, en op plekken die ieder moment kunnen verdwijnen of veranderen.
Tekst: Sara van Binsbergen