De grensgebieden tussen mens, machine, mythe en natuur zijn het terrein waarop Marit Westerhuis (1992) zich met haar werk begeeft. In haar recente werk stelt zij zich een wereld voor waarin de mens niet langer de dominante levensvorm is. Nieuwe levensvormen zijn geëvolueerd om hun plaats in te nemen, waarbij natuur en machine één zijn geworden.
“Ik onderzoek de beeldtaal uit de steen- en bronstijd en ritualistische handelingen en beschouwingen over natuur die ik vind in Keltische en Noorse mythen. Welke rol vervullen mythologie en eeuwenoude rituelen bij het daadwerkelijke ‘Einde der Tijden’? Vragen die in het licht van de klimaatcrisis actueler zijn dan ooit. Het rationele vooruitgangsdenken dat technologie voortbrengt, gaat in mijn werk gepaard met dat wat meestal als zijn tegenhanger wordt beschouwd: occultisme, offers, het bovennatuurlijke.”
Bij Prospects toont zij onder andere Limbo, een werk dat tot stand kwam tijdens een residency bij het Pompgemaal in de duinen van Den Helder. Als vorm koos Westerhuis voor een diorama, een nabootsing van de natuur die vaak wordt gebruikt in natuurhistorische musea. In een uitgestorven landschap liggen een paar betonnen brokstukken die worden omringd door een hek met prikkeldraad. Westerhuis ziet het tafereel als een tijdcapsule, een hermetisch afgesloten plek als metafoor voor zowel een toekomstvisie als het verleden. Alle leven is verdwenen, maar tussen de brokstukken groeit een nieuw organisme dat zich begint te verspreiden over de dode aarde.
Tekst: Mirjam Beerman