Click here for English
Twee paardenhoofden, een stuk skelet, een duivel op wielen en een ruiter die half ondersteboven hangt. Ode aan Dürer (2024) van Bart Pols (1992) lijkt een verhaal te vertellen dat je op veel manieren kan interpreteren. Met de titel helpt Pols je een beetje op weg. Het is een hint naar de prent van Albrecht Dürer, Ridder, Dood en Duivel (1513), waarop een ridder te paard wordt gadeslagen door de duivel en de dood. Daar houdt de overeenkomst zo’n beetje op, maar ondertussen heeft Pols je, door zijn verrassende en speelse installatie uitgedaagd verder te kijken. Naar de ingenieuze vurige duivelskop die uit verschillende beesten is opgetrokken; naar zijn angstaanjagende en vrolijk makende speelgoedpaarden; naar de zon en de maan die subtiel in het werk zitten verstopt en, naar het horloge dat verwijst naar de verstrijkende tijd.
Pols is geïntrigeerd door tegenstellingen: hard versus fragiel, horizontaal versus verticaal, hol versus massief – contrasten die hij in zijn combinaties en door de bewerking van het materiaal onderuit haalt. Tegenstellingen liggen vaak dichter bij elkaar dan je denkt, lijkt hij te willen zeggen, net als het leven en de dood. Een wetenschap die hij na het plotseling overlijden van zijn geliefde aan den lijve ondervond.
Maar los van alle symbolische, autobiografische en zelfs humoristische verwijzingen die je in zijn installaties kan lezen is Pols’ collageachtige Ode aan Dürer ook een ode aan de verbeelding, aan het maken zelf.
Tekst: Esther Darley