Terwijl iedereen zich in het begin van de coronapandemie bezighield met hamsteren, of met de hamsterende medemens, vroeg Roosje Verschoor (1986) zich af wanneer het woord hamsteren in Nederland voor het eerst werd gebruikt. Het leidde haar terug naar de voedselschaarste die tijdens de Eerste Wereldoorlog onder de arme bevolking in Nederlandse steden heerste. Toen een groep vrouwen uit de Amsterdamse volkswijk de Jordaan hoorde dat in de stad een schip met aardappelen lag terwijl zij hun kinderen nauwelijks konden voeden, kwamen zij in opstand en plunderden het schip. Vrouwen uit andere buurten volgden, gesteund door arbeiders die in staking gingen. Deze opstand die bekend staat als het Aardappeloproer vormt de kern van het project Hete Aardappel dat Verschoor bij Prospects toont. De kunstenaar is altijd op zoek naar verborgen verhalen en de onderliggende sociale structuren.
Vanuit een frietkar, buiten op het terrein van de Van Nellefabriek, zal zij kleine puntzakjes patat uitdelen. Een handeling die refereert aan de periode waarin aardappelen op de bon waren. Tegelijkertijd verwijst de snack naar de verwende patatgeneratie, zoals Verschoor en haar leeftijdsgenoten genoemd worden. Op de puntzakjes staat een QR-code die leidt naar een digitale kaart waarop te volgen is waar en hoe zich in Amsterdam het oproer afspeelde. In dit Boezelaarskompas, genoemd naar de schorten die de vrouwen droegen, heeft Verschoor archiefmateriaal en fictie samengebracht. Archiefmateriaal verwerkte zij ook in collages op papier dat gemaakt is van aardappelschillen. Laatste onderdeel van deze zoektocht naar Nederlands bekendste volksvoedsel is een serie kostbare bronzen aardappelen.
Tekst: Mirjam Beerman