Sam Andrea (1991) vertaalt zijn eigen ervaringen, zoals surrealistische situaties tijdens wilde nachten, naar beelden in een stijl die doet denken aan die van 16e en 17e-eeuwse schilders. Zo herinnert een orgie-achtig tafereel van in elkaar verstrengelde mensen en dieren aan de naakten in het werk van de Hollandse meester Cornelisz van Haarlem en inspireerde Caravaggio’s Narcissus hem tot het schilderen van een filmische en magisch realistische narcist.
Andrea wil in zijn werk de absurditeit van de realiteit blootleggen: “In een klassieke stijl kan ik vervreemdende bizarre situaties waarin ik zelf vaak verkeer, stileren en omvormen naar de schoonheid die ik erin zie of ik kan juist de natuurgetrouwe naakte hardheid ervan vangen of uitvergroten.” Dat geldt ook voor het schilderij Paardenhal (2020) waarop een amazone in nachtjapon op een rieten paardenkarkas zit en krijsend met een brandblusser in het rond zwaait. Het is theatraal, knettergek en mysterieus tegelijk. Het doek roept associaties op met het paard van Troje en met revolutie, en straalt zowel kracht als kwetsbaarheid uit. Maar door de figuratieve en klassieke stijl en het indrukwekkende formaat, doet het ook denken aan 19e-eeuwse ruiterportretten. Andrea baseerde het op zijn ervaringen in een leegstaand slachthuis in Haarlem waar hij met een groep kunstenaars en punkers werkte en muziek maakte. De titel verwijst naar de koelcel voor paardenkadavers in het oorspronkelijke slachthuis. “Een plek van de dood”, aldus Andrea, “die nu weer nieuw leven wordt ingeblazen. Dat is waar mijn werk vaker over gaat: vergankelijkheid, destructie en reïncarnatie.” Hij wil met zijn werk een andere blik op de wereld bieden. Eén waarin rafelranden, oerinstincten, depressieve en manische episodes deel zijn van het bestaan.